In veel huizen in Nederland wordt gebruik gemaakt van een kachel om de woning te verwarmen. De warmte die de kachel geeft, ontstaat door de verbranding van een bepaalde brandstof. Na het gelang van welk soort kachel je gebruik maakt, zijn er verschillende brandstoffen geschikt voor een kachel, zoals hout, aardgas, stookolie, turf of steenkool. Turf en steenkool zijn overigens geen veelgebruikte brandstoffen meer. Dit was in het verleden wel anders, toen de eerste kachels aan het begin van de 20e eeuw in Nederland op de markt kwamen. Deze kachels werkten nagenoeg alleen op turf of kool en het waren grote zware toestellen, die vaak ook nog eens dienst deden als fornuis.

Stralingswarmte en convectiewarmte
Een kachel kan stralingswarmte geven maar ook convectiewarmte. Stralingswarmte is warmte wat direct van de brandstof afkomstig is. De klassieke openhaard is daarvan een voorbeeld. Het verbrande hout en de vlammen stralen direct warmte de ruimte in. Zodra het vuur gedoofd is, is ook de warmte weg, de warmte wordt dus niet vastgehouden. Convectiewarmte is warmte dat via luchtstromen de ruimte kan verwarmen. Een voorbeeld hiervan is de radiator. Hoewel het lijkt alsof een radiator alleen maar stralingswarmte geeft, is de warmte toch degelijk afkomstig door de luchtstromen in de radiator. Convectiewarmte kan dus langer vastgehouden worden, zodat je langer van de warmte kunt genieten. Bijna al huidige generatie kachels zijn dubbelwandig en geven convectiewarmte, of zoals de houtkachel zowel stralings- al convectiewarmte.

Verschillende soorten kachels
In de afgelopen eeuw is de kachel behoorlijk geëvolueerd. Toch is vaak het oude karakter van de klassieke openhaard met het vlammenspel gebleven omdat dit gezelligheid brengt. De huidige kachels kunnen het vlammenspel dan ook heel goed kopiëren, zodat de ouderwetse sfeer blijft bestaan. Normaliter werkt een kachel op één soort brandstof. Een uitzondering hierop is de allesbrander, die meerdere brandstoffen kan verbranden. Enkele van de soorten kachels zijn:

• Houtkachel
De houtkachel doet nog het meeste denken aan de openhaard. Dit komt vooral omdat er hout verbrandt moet worden en wanneer je een open houtkachel hebt, je ook kunt profiteren van stralingswarmte. Het nadeel van de openhaard was altijd het warmteverlies. Dit is met de huidige houtkachels flink verbeterd, doordat ze vaak dubbelwandig zijn. Nadeel kan zijn, dat je toch een ruimte moet hebben om een voorraad hout op te slaan en je kunt een houtkachel niet overal gebruiken omdat hij op een rookafvoer aangesloten moet worden.

• Gaskachel
De gaskachel deed zijn intrede in de jaren 60 toen er grote hoeveelheden gas werd gevonden in Nederland. In principe is een gaskachel gesloten, maar heeft het wel een levensecht vlammenspel. De gaskachel is gemakkelijk te bedienen, zodat warmte en vlammenspel kunt aanpassen. Nadeel is dat je voor een gaskachel een gasaansluiting en een rookgasafvoer nodig hebt.

• Elektrische kachel
De elektrische kachel is overal in huis op te hangen, omdat je alleen maar een stroompunt nodig hebt. De meest gebruikte elektrische kachels hebben geen vlammenspel en kan de energienota kan behoorlijk oplopen, wanneer je de elektrische kachel veel gebruikt.